Dit najaar start de leergang Waardenwerk voor coaches en begeleiders. Wij stelden vier vragen over deze nieuwe leergang aan Jaap Wijkstra en Harry Kunneman.

1) Voor welke mensen zou jullie leergang geschikt kunnen zijn?

“Voor mensen (coaches) die beroepsmatig personen of groepen begeleiden bij vragen over hun werk. Vragen die samenhangen met de eigen persoon, de organisatie en de maatschappij. Coaches die merken dat het persoonlijke en het individuele altijd verwikkeld zijn met de institutionele en maatschappelijke context. En die merken dat dit ook voor hun eigen professie geldt. Hoe kun je daadwerkelijk het organisatorische, het maatschappelijke en tegelijkertijd het psychische op een constructieve manier in je werk hanteren?”

2) In de aankondiging wordt gesproken over problemen met systemische en organisatorische krachtenvelden, en onderling ‘gedoe’ tussen mensen. Waar denken jullie hierbij aan, en hebben jullie voorbeelden uit de praktijk?

“Een voorbeeld is wanneer een manager aan een coach vraagt om een slecht functionerende medewerker te begeleiden bij het vinden van een andere baan. Ze hoort hoe deze medewerker blijkbaar eerst goed was en vrij plotseling als slecht werd beoordeeld. Hij zit nu ‘overspannen’ thuis. Ze begeleidt hem bij zijn pijn, verdriet en boosheid en bij het zoeken naar een andere baan. Een jaar daarna krijgt ze eenzelfde opdracht van dezelfde manager. Wat te doen? Nogmaals hetzelfde? Wat is de context van dit probleem? En waarom is die context de eerste keer niet gezien? De coach probeert in een gesprek met de manager meer zicht te krijgen op de situatie. Het wordt een naar gesprek en ze begrijpt niet goed waarom. Vervolgens wordt de opdracht ingetrokken tot frustratie van de coach. Ze voelt zich nu vaag schuldig over hoe ze de vorige opdracht heeft afgehandeld en ze vindt zo haar werk emotioneel verwarrend en belastend. Dit gaat ze niet meer zo doen, maar hoe dan wel?”

3) In hoeverre bemoeilijken ‘huidige maatschappelijke omstandigheden’ het doen van werk dat deugt en deugd doet?

Jaap: “Voor mijzelf was een belangrijk moment van inzicht toen ik als psychiater werd gereduceerd tot datgene wat te kwantificeren is. Aansturing en controle vonden steeds meer plaats via data die ik voortdurend moest aanleveren. De complexiteit (‘de moerassigheid’) van mijn professionaliteit was niet meer belangrijk. Steeds meer ging de administratieve werkelijkheid boven de echte werkelijkheid. Frustrerend en vervreemdend. Ik werd er een periode machteloos, cynisch en naar van. Door een opmerking van Harry Kunneman (‘blijkbaar moet de complexiteit worden gereduceerd’) werd ik op het spoor gezet van ‘complexiteitsdenken’ en hoe en waarom complexiteit in onze neoliberale wereld gereduceerd moet worden. Toen begreep ik beter in welke context en waarom ik als psychiater werd gereduceerd tot meetbare data. Een dataterreur die we met z’n allen in stand houden. Er is een grote druk om de complexiteit van mijn patiënten en de complexiteit van mijn contact met hen te reduceren. In deze context doe ik mijn patiënten aan wat mij wordt aangedaan.”

4) Jaap, op welke manier ga je met de deelnemers het onderzoek aan naar hun praktische vragen?

“In de vorm van interactieve groepsgesprekken. Dus geen psychotherapie (uitsluitend gericht op het persoonlijke) en geen werkbegeleiding (uitsluitend gericht op het werk zelf) maar een tussenvorm waarin het uitgangspunt het werk is en steeds de verbinding wordt gezocht met het persoonlijke en de organisatorische en maatschappelijke context. Het gaat om de verwikkeling van het professionele en het persoonlijke binnen een institutionele en maatschappelijke context. Mijn werkwijze daarbij is non-directief: niet adviserend, onvoorwaardelijke acceptatie, stilstaan bij hoe het nu is, uitgaan van de verander-paradox, gericht op intersubjectiviteit i.p.v. complementariteit. Mijn theoretische achtergrond is het psychoanalytische gedachtegoed, waarbij ik de theorie gebruik om samen beter te begrijpen wat er gaande is in het contact en om daar taal voor te hebben. Ik vraag deelnemers een, in principe, werk gerelateerd probleem in te brengen, waarbij eigenlijk elk probleem dat opkomt, geschikt is. In de groep proberen we gezamenlijk het probleem verder te verhelderen. Daarbij zullen we steeds zoeken naar hoe de concepten uit waardenwerk en normatieve professionalisering helpend kunnen zijn.”

Voor meer informatie over de leergang, zie hier.